maandag 9 mei 2011

De balans van 6 weken Librislezen

Wie hoop ik dat er wint?
Na zes weken lezen, maak ik nog snel even de balans op voordat we vanavond te horen krijgen wie er dit jaar met de eer en met het geld vandoor gaat. Welk boek heeft mijn persoonlijke voorkeur? Allereerst vind ik dat de jury van de prijs dit jaar een overwegend goed lijstje heeft afgeleverd. Er was geen saai, slecht, te hoogdravend of oninteressant bij. Wel heb ik een persoonlijke hierarchie aangebracht. Helaas op de zesde plaats komt wat mij betreft Tikkop van Adriaan van Dis. Het boek kon mij te weinig boeien. Het kwam te laat op gang en sprong iets teveel heen en weer tussen heden en verleden waardoor ik de draad kwijtraakte. Op de vijfde plaats eindigt De Maagd Marino van Yves Petry. Een fascinerend boek dat de extreme kanten van het menselijk denken en gedrag bestudeert, maar te vaak raakte ik uit het verhaal en leek ik verzeild geraakt in een essay van Petry over zijn literatuuropvatting. Ook net buiten de medailles valt Peter Buwalda met zijn debuut Bonita Avenue. Ik had maar weinig aan te merken op dit meeslepende en spannende verhaal, maar net als bij sollicitatieprocedures zijn andere kandidaten soms gewoon net iets beter. Als ik toch iets moet noemen, het zijn vooral twee van de drie hoofdpersonages die af en toe net het randje van het acceptabele overschrijden als het gaat om geloofwaardigheid. Op de derde plaats staat voor mij Superduif van Esther Gerritsen. Dit mooie portret van een vreemd, afwijkend, typisch meisje met reddersfantasieën is helemaal raak en ik zou er dan ook geen moeite mee hebben als Gerritsen hiervoor beloond wordt met de 50.000 euro die voor de prijs staat. Datzelfde geld voor De Omweg van Gerbrand Bakker. Bakker heeft bewezen geen one-hit-wonder te zijn en begint een stevige plaats te veroveren aan de voorhoede van het huidige Nederlandse schrijversgilde. De Omweg vond ik de op-een-na beste Libris genomineerde van 2011. Ja… en zoals bij elke wedstrijd kan er maar één de winnaar zijn. Arnon Grunberg is zonder twijfel De Grote Eén van dit moment en na het overlijden van Mulisch de enige Nederlandse schrijver die in aanmerking komt voor het vrijgekomen plekje op de wedlijsten voor Nobelprijskanshebbers (zij het pas over een jaar of 10). Huid en Haar is weer een typisch Grunberg-boek en dus een erg goed boek van zeer hoge kwaliteit. Het predikaat ‘mooi’ zou ik er niet op willen plakken en hoewel ik af en toe hardop gelachen heb, kan ik evenmin zeggen dat ik heel erg van de roman genoten heb. Daarvoor is de inhoud te zwart en spreekt er een te pessimistisch wereldbeeld uit. Toch ben ik de boeken van Grunberg als een must gaan zien. Niemand houdt je zo goed op de hoogte van de huidige tijdgeest met al haar weerzinwekkende, afzichtelijke, maar ook komische dimensies. Mijn ongevraagd advies aan Philip Freriks en de zijnen is dus, geeft die prijs maar aan de grote afwezige vanavond, want daar hoort-ie toch het meeste thuis.    

En wie verwacht ik dat er wint?
Het is overbodig te zeggen dat het moeilijk is om te voorspellen wie de prijs mee naar huis mag nemen, maar omdat speculeren leuk is, zet ik hier toch wat gedachten op een rijtje. In tegenstelling tot voorgaande jaren wordt er in de pers geen uitgesproken favoriet genoemd, zoals vorig jaar (Lanoye) en het jaar daarvoor (Mutsaers) en het jaar daar weer voor (Brouwers). Niet dat zoiets een goede voorspeller is, want in geen van de drie jaargangen ging de prijs ook echt naar de favoriet. Wat verder opvalt als je naar voorgaande jaren kijkt, is dat de jury’s van 2010 en 2009 vooral de stijl van de winnaar leken te willen belonen. In beide gevallen kwam er een Vlaamse winnaar uit de bus, in 2009 was dat Dimitri Verhulst en in 2010 Bernard Dewulf.

Als de huidige jury opnieuw naar stijl kijkt, zou er ook nu weer een Vlaamse winnaar uit kunnen rollen. Misschien is het omdat het secure en nette Nederlands van de meeste Vlamingen bij Nederlanders in de smaak valt. Yves Petry lijkt mij voor 2011 geen onwaarschijnlijke winnaar.

Dan is er nog het simpele feit dat als Arnon Grunberg op de shortlist staat, hij ook automatisch een net iets grotere kanshebber is dan de rest. Dit heeft met zijn staat van dienst te maken en waarschijnlijk ook gewoon met de kwaliteit van zijn werk.

Het zou wat flauw zijn om alle titels te noemen dus ik beperk me tot drie. Naast Petry en Grunberg zie ik Peter Buwalda als de grootste kanshebber. Het gebeurt niet vaak dat een debutant een grote prijs wint, maar Buwalda zou wel eens een uitzondering kunnen zijn. Vooral door de spanning en de vaart in het boek, past het goed in de huidige smaak van het grote publiek. Niet dat ik de jury ervan beschuldig te bezwijken voor commerciële belangen, maar wellicht dat er ergens in het onderbewuste van de leden toch iets in die richting meespeelt. En het is maar de vraag of dat per se onterecht is. We gaan het zien vanavond…

Libris shortlist - deel 4

Peter Buwalda - Bonita Avenue
Op een internationaal boekenforum heb ik ooit eens in al mijn wijsneuzerige eigenwijsheid beweerd dat debutanten die met een roman komen van meer dan 500 pagina’s aan grenzeloze zelfoverschatting lijden. En hoewel ik het allemaal wat overdreven en stellig neerzette om een discussie over te dikke boeken uit te lokken, vond ik toch echt dat er een kern van waarheid in mijn betoog zat. Na het lezen van Peter Buwalda’s eerste boek is gebleken dat als mijn bewering waar is, er in elk geval een uitzondering op de regel bestaat. Bonita Avenue is een debuut van meer dan 500 pagina’s waarvan de schrijver zichzelf niet heeft overschat.

Op 13 mei 2000 ontploft in Enschede de vuurwerkfabriek van SE fireworks. De vuurwerkramp speelt in het boek een belangrijke rol. Het is zowel een belangrijk symbool voor het uitelkaar spatten van de familie die in het boek centraal staat, als een belangrijke gebeurtenis met grote invloed op de levens van de drie hoofdpersonen. Bonita Avenue is typisch zo’n boek dat je slapeloze nachten bezorgt, niet omdat je vanwege de inhoud geen oog meer dichtdoet, maar omdat het verhaal zo meeslepend is dat je het licht nog lang niet uit wilt doen, omdat je nog lang niet wilt stoppen met lezen. Wat vooral knap is, is hoe Peter Buwalda alles in het dikke boek bij elkaar heeft weten te houden. Het verhaal gaat een heleboel kanten op omdat er veel verhaallijnen inzitten met een flinke dosis uitstapjes in de vorm van flashbacks. En toch blijft het één verhaal.

“Ik heb mezelf tijdens het schrijven een beetje in de nesten gewerkt.”, merkt Buwalda op in een kort televisieportret van Casa Luna. Hij refereert hier aan zijn hoofdpersonage dat hij naast topjudoka ook nog eens internationaal topwiskundige heeft gemaakt. Opzichzelf is dat feit nog niet zo bijzonder, multi-talenten bestaan. Maar dit raakt wel aan wat ik een wat mindere kant van het boek vind. De uitwerking van het hoofdpersonage Siem Sigerius en in iets mindere mate dat van zijn stiefdochter Joni balanceren hier en daar op het randje van wat geloofwaardig is. Nu hebben we met een roman te maken, dus als lezer spreek je met de schrijver af dat je niet al te moeilijk doet over dingen die je in het echte leven niet zo één, twee, drie tegenkomt. Maar toch, als dergelijke dingen gaan afleiden van het verhaal, dan ben je als schrijver misschien net te ver gegaan. Deslaniettemin heeft Buwalda voor zijn debuut een hele dikke voldoende gescoord. In hetzelfde filmpje van Casa Luna zegt hij al met een tweede roman bezig te zijn. Dat is goed nieuws. Ik ben heel benieuwd wat we nog meer kunnen verwachten van iemand die op dit niveau debuteert.

maandag 2 mei 2011

Libris shortlist - deel 2 & 3

Gerbrand Bakker – De Omweg
Een grote hoeveelheid liefdevolle natuurbeschrijvingen, een flinke portie eenzaamheid, een scheutje plattelandsstilte, een korte stoet excentriekelingen en een verzameling pijnlijke herinneringen uit het verleden en het kan niet anders dan over een roman van Gerbrand Bakker gaan. Met De Omweg wendt Bakker een al enkele malen eerder beproefde strategie aan.

De verwachtingen waren niet hoog, tenminste niet bij mij. Na het overweldigende internationale succes van Boven is het stil, viel de roman Juni mij tegen. Het was nogal veel van hetzelfde en de verhaal kabbelde wat te traag en hier en daar wat onnatuurlijk voort. Mij bekroop het gevoel dat we met one-trick-pony te maken hadden, maar met De Omweg heeft Gerbrand Bakker dat alles ontkracht. 

Het meest fascinerend aan het verhaal van de Nederlandse vrouw die gevlucht is naar het platteland van Wales, is de manier waarop de vragen die in het begin bij de lezer worden opgeroepen, op precies het juiste tempo worden beantwoord. Steeds meer wordt duidelijk over wat er zich heeft afgespeeld voor het begin van het verhaal en over waarom de vrouw huis en haard heeft achtergelaten. De Omweg is net als Boven is het stil een boek waarin niet veel gebeurt, maar eigenlijk toch heel veel.

Esther Gerritsen – Superduif
Bonnie, de hoofdpersoon in Superduif verandert af en toe in een mensgrote duif die een variant is op Superman. Als Superduif redt ze de levens van willekeurige mensen of dieren die in een gevaarlijke situatie zijn beland. Op het eerste gezicht een vreemd gegeven voor een verhaal, maar goed passend bij het beeld wat van het hoofdpersonage wordt gecreëerd. Esther Gerritsen heeft een geloofwaardige beschrijving neergezet van een nogal ‘typisch’ meisje. Een meisje dat in een eigen wereld lijkt te leven en niet of nauwelijks aansluiting vindt bij de rest van wereld.

‘Esther Gerritsen? Connaîs pas.’, zei Adriaan van Dis bij de bekendmaking van de genomineerden voor de Librisprijs. Herkenbaar, want ik had haar naam wel eens zien of horen langskomen, maar ik nog niet eerder iets van of over haar gelezen. Uit de inleiding van Philip Freriks bij diezelfde bekendmaking kreeg ik de indruk dat we misschien ook wel eens met een zogenaamde excuus-truus te maken konden hebben. Er moest toch een vrouw op het lijstje. Ook hier begon ik dus aan het boek, ik betrap me er telkens weer op, met een gezond vooroordeel.

Het mooiste aan het boek is dat je het personage van Bonnie zo levensecht wordt neergezet dat je je goed in haar kunt inleven. Bij mij zorgde dat ervoor dat ik me bijna ging afvragen of ik niet tóch met een soort magisch realistische roman te maken had, met andere woorden, dat het tóch waar was wat Bonnie geloofde, en eerlijk gezegd hoopte ik er bijna op. De ontknoping was daardoor aangrijpend en ontnuchterend.

Van beide boeken, Superduif en De Omweg is het inmiddels een tijdje geleden dat ik ze heb gelezen. Hoewel ik direct na het dichtslaan van het boek De Omweg iets beter vond dan Superduif, blijft Superduif langer hangen. Iedere keer als ik een grijze stadsduif zie, en die scharrelen hier natuurlijk volop rond in Utrecht (waar niet?), denk ik aan Bonnie en aan het breken van de schouderbladen en het uitvouwen van de duivenvleugels.

Kortom twee mooie romans, twee aanraders en wat mij betreft twee kanshebbers voor de eindoverwinning op 9 mei.

zondag 3 april 2011

Libris shortlist - deel 1: De Maagd Marino

De enige Vlaamse nominatie op de shortlist vond inspiratie in het verhaal van de Kannibaal van Rotenburg. De man die in 2001 via het internet op zoek was naar een gewillige prooi voor zijn nogal atypische seksuele fantasie: een man de keel doorsnijden, dood laten bloeden en stukje bij beetje naar binnen werken.

De Maagd Marino komt slechts op enkele punten overeen met dit waar gebeurde verhaal. Zo plaatst Petry zijn verhaal bijvoorbeeld in België, ergens onder de rook van Brussel, in plaats van in Duitsland waar de eigenlijke gruwelijkheden zich afspeelden. Petry heeft geprobeerd iets totaal onverklaarbaars verklaarbaar te maken. Hij wilde, zo valt te lezen in een interview met zijn uitgever De Bezige Bij, de rare kronkelingen die ons brein soms maken aan het licht brengen: ‘We zijn uitgerust met zo’n groot complex brein, dat onzin onvermijdelijk is’. Op zichzelf inderdaad herkenbaar. Iedereen kent wel van die bizarre gedachtenkronkels die je maar beter niet hardop kunt uitspreken, laat staan ten uitvoer brengen. In de Maagd Marino wordt een dergelijke extreme afwijking van het normale uitvergroot.

Vanuit zijn gevangeniscel doet Marino verslag van de geschiedenis die leidde tot de huiveringwekkende beginscène van het boek, waarin Marino een moord begaat op literatuurdocent Bruno Klaus. Bruno Klaus heeft echter, zowel mondeling als schriftelijk, voor alle aspecten van deze moord toestemming gegeven. Hoewel het Marino is die het verslag optekent, is het in feite Bruno Klaus die aan het woord is. Na te zijn gesclacht en geconsumeerd, duikt Klaus in de gedachtenwereld van Marino op en hij dicteert hem feitelijk de hele roman. Hoewel de constructie knap bedacht is, slaagt Petry er net niet in het helemaal geloofwaardig te laten worden. De psychische neergang van Klaus gaat wat te vlot om aannemelijk te zijn en Marino, die wat naïef wordt afgeschilderd gaat wel erg makkelijk mee in het totaal van de realiteit losgerukte plan van Bruno Klaus. Bovendien lijkt Petry ook van alles kwijt te willen over zijn ideeën ten aanzien van lezen, schrijven en literatuur. Persoonlijk zou ik dat liever in een zelfstandig essay hebben gezien. Soms zou je namelijk bijna vergeten dat je aan het lezen bent over een afschrikwekkende misdaad in plaats van over de functie van de literatuur.

Dit alles neemt niet weg dat Petry een intelligent en boeiend verhaal geschreven heeft, soms voorzien van de nodige humor. Ik vond het zeker geen slechte roman, maar als ik deel zou uitmaken van de jury van de Librisprijs zou ik niet op de Maagd Marino stemmen.

Yves Petry, De maagd Marino (2010), Uitgeverij De Bezige Bij, ISBN: 978 90 234 5444 1, 285 pagina's

maandag 14 maart 2011

De Librisprijs

De hoogste tijd voor een doorstart van danweerindeboekenkast. De remigratie naar Nederland en het oppakken van een nieuwe baan ontnamen mij de rust om ook maar een seconde aan deze weblog te denken. Wat is nu een mooiere gelegenheid om de draad weer op te pakken dan de bekendmaking van de genomineerden voor de Libris literatuurprijs?


De komende weken ga ik me verdiepen in de zes boeken die nog kans maken op Neerlands meest prestigieuze prijs en op deze plek zal ik mijn ervaringen daarmee bijhouden. En voor 9 mei probeer ik natuurlijk een oordeel klaar te hebben over wie volgens mij met die 50.000 euro.

woensdag 9 februari 2011

IJsland - Ronald Giphart

Ronald Giphart is zo´n schrijver, ik zal het niet ontkennen, tegen wie ik jarenlang warme gevoelens van bevooroordeeldheid heb gekoesterd. Iets minder dan een decennium geleden, las ik het boek Phileine zegt sorry, en hoewel er af en toe wel eens een geamuseerde glimlach op mijn gezicht zal zijn verschenen, herinner ik me toch vooral de nogal platte onder- en boventoon van het boek. Misschien zegt het meer over mij, dan over Giphart of Phileine, maar alles wat me qua inhoud van dat boek is bijgebleven is de diepere betekenis van de uitdrukking ‘heulen met de vijand’ en van het eufemisme ‘van binnen doen’.

Voordat ik daadwerkelijk inga op het boek IJsland, moet gezegd worden dat de bevooroordeeldheid tegen de schrijver de laatste tijd een aantal scheurtjes begon te vertonen. De eerste aanleiding voor die scheurtjes was dat ik de heer Giphart met een zekere regelmaat op straat tegenkwam, omdat hij toevallig schuin tegenover het kantoor woonde waar mijn vorige werkgever gehuisvest was. Nu is iemand op straat tegenkomen natuurlijk nog niet voldoende om scheurtjes in een vooroordeel te laten ontstaan, maar het feit dat hij mij altijd bijzonder vriendelijk groette alsof ik zijn directe buurman was en de ongedwongen manier waarop hij vaak op straat met zijn dochtertje of een ander buurtkind een balletje trapte, stemde mij weldegelijk iets milder. De tweede aanleiding was het boek ´2001. Het leukste jaar uit de geschiedenis van de mensheid.’ Ik was erg onder de indruk van dit goed geschreven dagboek, vooral omdat ik uit de flashbacks naar Giphart’s kindertijd plotseling begreep hoe ongelooflijk verschillend mensen wel niet kunnen opgroeien: ik had niet het flauwste vermoeden dat er huishoudens bestonden waar het lezen van Jan Wolkers min of meer verplicht was en het kijken naar programma’s van de Evangelische Omroep verboden. De derde en laatste aanleiding voor de steeds groter wordende scheurtjes waren de onderhoudende Youtube filmpjes die de schrijver op zijn weblog postte. In de filmpjes deed hij verslag van de wordingsgeschiedenis van de roman IJsland en gaf daarbij interessante informatie over onder meer zijn techniek bij het schrijven van romans.

Dan de roman zelf. In IJsland treedt een personage op dat ook in twee eerdere boeken van Giphart de hoofdrol speelde: Giph. In deze roman is Giph iemand die zijn brood verdient met het verzinnen van grappen voor het cabarettrio waarvan hij deel uitmaakt. Al snel wordt duidelijk dat het beroepsmatig verzinnen van grappen niet betekent dat je altijd met een lach op je gezicht rondloopt. Nadat een langdurige liefdesrelatie strandt, belandt hij in een kortstondige, op een depressie gelijkende, gemoedstoestand. De zwangere Teaske uit Leeuwarden op wie Giph plotseling hevig verliefd wordt, trekt hem daar weer uit op. De relatie tussen Teaske en Giph schiet als een pijl uit de startblokken. Korte tijd later baart Teaske een zoontje, Bent, en het jongetje wordt zonder de minste terughoudendheid door Giph aangenomen als zijn eigen zoon. In een gesprek met zijn ex Samarinde, die het er bij hem in wrijft dat hij de vader niet is, legt hij uit waarom:

‘Waarom sloof je je zo voor hem uit? Jij bent de vader niet, hoe erg je ook je best voor hem doet.’
Het waren dingen die alleen zij zo snerpend hard kon zeggen. De ijskoude vlakte tussen twee voormalige geliefden. Bedachtzaam nam ik een slok van mijn koffie en liet haar uitrazen. De vrouw voor wie ik in de diepte had willen springen.
Nee, ik heb Bent niet verwekt. Ergens aan het begin van Bents leven was een onbekend, waarschijnlijk Italiaans celletje met een staartje hiervoor verantwoordelijk. Maar weet je hoe minuscuul zo’n zaadje is? Dat is met het blote oog totaal onzichtbaar. Is het dankzij zo’n verwaarloosbaar klein visje dat ik niet de vader ben? Bent, het joch, is in mijn huis, in mijn bed geboren. Ik heb zijn navelstreng doorgeknipt.

De roman bestaat uit een serie brieven van Giph aan de lezer, geschreven vanuit IJsland waar hij met zijn cabaretgroep op adem probeert te komen na een uitputtende theatertournee. De titel IJsland duidt echter op meer dan alleen de locatie van waaruit het verhaal wordt verteld. De roman gaat ook over hoe koud en glad als ijs de wegen die je in het leven bewandelt soms kunnen zijn. Vooral op het gebied van de liefde, maar in deze roman ook, zij het zijdelings, op thema´s als vriendschap en financiën.

Twee dingen vond ik het zeer verrassend aan IJsland. Het is eerste is dat Giphart in staat is prachtig Nederlands proza te scheppen. En dan bedoel ik niet prachtig in de betekenis van poëtisch, maar in de betekenis van welbespraakt, soepel, enorm goed lopend. Het tweede is dat ik bij het dichtslaan van het boek, meer dan ik wilde toegeven, echt geraakt was door het verhaal, met name door het aangrijpende slot. Mijn warm gekoesterde vooroordeel tegen Giphart heeft met IJsland een dusdanige dreun te verwerken gekregen, dat ik niet weet of het daar ooit weer bovenop komt.

Met dank aan E.P., L.S. en F.v.E te U. van wie ik dit boek helemaal vanuit Nederland als verjaardagscadeau kreeg.

Ronald Giphart, IJsland (2010). Uitgeverij Podium, ISBN: 978 90 5759 446 5, 221 pagina’s.

zondag 30 januari 2011

Congo, een geschiedenis - David van Reybrouck


David van Reybrouck sleepte met zijn boek Congo, een geschiedenis bijna alle prijzen in de wacht die hij maar in de wacht kon slepen. De tientallen recensies die in krant en tijdschrift of op het internet verschenen, varieerden van hysterisch juichend tot overwegend positief, nergens werd uitsluitend negatief over het boek geschreven. Toen ik de vuistdikke pil opensloeg en nog bijna 600 pagina’s voor de boeg had, waren de verwachtingen dan ook hooggespannen.

Het boek beschrijft de geschiedenis van Congo van ongeveer 1870 tot 2010 en is gebaseerd op bronnenonderzoek en verslagen van ooggetuigen. Al behoorlijk in het begin komt de man die de voorkant van het boek siert aan het woord, de onwaarschijnlijk oude Etienne Nkasi (1882-2010). Nkasi heeft het belangrijkste deel van de ontwikkeling van het moderne Congo meegemaakt en helpt Van Reybrouck bij de reconstructie van de eerste jaren na de ´ontdekking´ van Congo door de legendarische ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley. Nkasi had Stanley nooit ontmoet, maar wel over zijn aanwezigheid in de buurt gehoord. Vooral door ooggetuigen als deze komt de geschiedenis, die vooral ver van ons bed lijkt, af en toe zo dichtbij dat het is alsof alles nog maar kortgeleden bij de buren gebeurd is.

Hoe verder ik in het boek vorderde, hoe meer ik erachter kwam dat ik eigenlijk niets van Congo of de geschiedenis ervan wist. Zo wist ik niet dat Congo aanvankelijk een privéprojectje was van de excentrieke Belgische koning Leopold II (1835-1909). Ik wist ook niet dat Congo zowel tijdens de Eerste als de Tweede Wereldoorlog een cruciale rol heeft gespeeld en dat rondom datzelfde land op een haar na een Derde Wereldoorlog uitbrak. Verder wist ik maar half hoe enorm rijk aan bodemschatten het immense land is en ik had geen idee dat Mobutu misschien wel de persoon uit de wereldgeschiedenis is die het beste illustreert dat macht corrumpeert.

Het gedeelte over de opkomst, de hoogtijdagen en het begin van de ondergang van Maarschalk Mobutu Sese Soko (1930-1997) vormt het absolute hoogtepunt van het boek. In de beschrijving van deze historische periode van 1965 tot grofweg halverwege de jaren ’80 toont van Reybrouck zijn gevoel voor humor, stijl, taal en geniale literaire vergelijkingen. Een voorbeeld van het laatste is de manier waarop hij een anecdote met een raketlancering symbolisch laat zijn voor het hele tijdperk Mobutu. De dictator had bijna een vijfde deel van zijn land verhuurd aan een Duits bedrijf dat raketten ontwikkelde. Mobutu verkneukelde zich zeer bij de gedachte dat hij daarmee indirect naam zou maken in de wereld van de ruimtevaart en had daarom trots een scala aan hoge binnen- en buitenlandse gasten uitgenodigd om bij een van de belangrijkste lanceringen aanwezig te zijn:

Vier, drei, zwei, eins… Een steekvlam lichtte op. Het gebulder nam toe. Langzaam verliet de raket het lanceerplatform. Honderd kilometer hoog zou hij gaan, een nieuwe stap in de Afrikaanse ruimtevaart. Een rijkelijke lunch stond al klaar voor de gasten. Maar nog voor het projectiel de lanceertoren had verlaten, kon een kind als zien dat het misging. De raket hing scheef, beschreef een keurige bocht naar links en landde enkele honderden meters verder in de vallei van de Luvua, waar hij ontplofte. Terwijl een dikke rookwolk uit de savanne opsteeg, draaide Mobutu zich zwijgend om. In de lucht zagen de toeschouwers nog enkele tellen de donkere rookpluim van de curve die de raket had beschreven. Een parabool van roet. Het leek wel een grafiek van Mobutu´s bewind: na de steile opgang van de eerste jaren kantelde zijn Zaïre onherroepelijk en dook het finaal de afgrond in.

Het boek is rijk aan dergelijke briljante vondsten en het is vooral daarom dat de toekenning van zowel de AKO literatuurprijs, de Jan Gresshof prijs en de Libris geschiedenisprijs in mijn ogen terecht is. Congo is een literair kunstwerk dat nooit hoogdravend of saai wordt, maar voortdurend blijft verwonderen; aan de ene kant over hoe goed sommige mensen toch kunnen schrijven en andere kant over hoe afschuwelijk een geschiedenis van een land toch kan verlopen.

Tot slot nog een tip voor de lezer. Ondanks het feit dat Van Reybrouck de geschiedenis van Congo heeft weten terug te brengen tot de kern(en) is het een enorm dik boek geworden dat een gigantische hoeveelheid informatie bevat. Wil je als lezer een beetje plezier in het leesavontuur houden, dan is het van belang om de vaart erin te houden. Soms grijpt de schrijver namelijk terug op gebeurtenissen of personen die eerder in het boek langskwamen. Geregeld heb ik even terug moeten bladeren om op te zoeken om wie of wat het ook al weer ging. Wie slechts af en toe eens voor het slapen gaan een bladzijde of vijf leest, zou ik adviseren een ander boek op het nachtkastje te leggen. Met dat tempo kom je namelijk nooit meer van het boek af. Voor wie graag, vaak en veel leest, en niet terugschrikt voor een waar horrorverhaal (want dat is de geschiedenis van Congo ook) is Congo een geschiedenis een absolute aanrader.

Met dank aan goede vriend G.V. te A. ook wel bekend als Gerrie Weber die mij een exemplaar van dit boek cadeau deed...  

David van Reybrouck, Congo, een geschiedenis (2010). Uitgeverij De Bezige Bij, ISBN: 978 90 234 58661, 680 pagina’s.

dinsdag 11 januari 2011

DWIDB-trofee

Er zijn mensen die minimaal honderd boeken per jaar lezen, sommigen lezen er zelfs 365. Elke dag een boek. Zelfs al zou ik de hele dag de tijd hebben, dat laatste zou ik technisch gewoon niet voorelkaar krijgen. Ik heb gemiddeld ongeveer een week nodig voor een boek. Ietsje meer zelfs want de teller is bij mij het afgelopen jaar op 50 blijven steken.

Ik ben er een beetje laat mee, maar van die vijftig boeken die ik het afgelopen jaar las, heb ik een top 5 samengesteld. Ik had ook een top 10 kunnen maken, maar dan komt één op de vijf boeken in de lijst terecht. Dat vond ik nogal veel. Boeken die ik vóór 2010 al eens eerder gelezen heb (zoals De Aanslag van Harry Mulisch) heb ik buiten beschouwing gelaten. Voor de uiteindelijke winnaar heb ik de fictieve maar felbegeerde Dan-weer-in-de-boekenkast-trofee, ofwel de DWIDB-trofee in het leven geroepen. Voor de schrijver in kwestie kan er helaas geen prijzengeld of andere rechten aan worden ontleend...

Boeken met elkaar vergelijken is erg moelijk, want waar ga je precies op af? Ik heb geen poging gedaan om met objectieve criteria te komen. Smaken verschillen nu eenmaal. En omdat een goed boek hoofdzakelijk een kwestie van smaak is, heb ik de boeken gekozen waarvan ik het meest heb genoten, waarvan ik direct na lezing het meest onder de indruk was of die het langst in mijn hoofd zijn blijven hangen. Daar gaan we:

Op de vijfde plaats is geëindigd de Tsechisch-Franse schrijver Milan Kundera, met een boek dat hij al in 1978 schreef. In juli las ik Het boek van de lach en de vergetelheid. De kracht van de boeken van Kundera zit hem vooral in de korte rake hoofdstukjes waarin filosofische thema’s op een verbluffend luchtige manier worden behandeld. Tegelijkertijd wordt er ook nog eens een fascinerend verhaal verteld.

De vierde plaats gaat naar het dunne boekje Bonsai van Alejandro Zambra. Bonsai is een juweeltje uit de pen van een Chileense schrijver van wie we nog veel gaan horen. Heel in het kort gaat het over jongen en een meisje, waarvan de een uiteindelijk sterft en de ander niet. Meer zeg ik niet over, je moet het zelf maar lezen. Ik zie uit naar het lezen van Zambra’s volgende boek ‘Het verborgen leven van bomen’, dat ik zodra ik weer terug ben in Nederland ga aanschaffen of ga bestellen bij de interessante en sympathieke jonge uitgeverij Karaat.

In de maanden April en Mei heb ik geprobeerd alle boeken te lezen die op de shortlist van de Librisliteratuurprijs 2010 stonden. Ik kwam tot vijf van de zes boeken en die waren bijna allemaal mooi. Op twee na: De bewaker van Peter Terrin vond ik niet mooi omdat ik het traag en saai vond; en Terug naar Walden van Walter van den Broeck vond ik niet mooi omdat het woordje mooi de lading niet dekt. Het was fantastisch, prachtig, hilarisch, en het eindigt daardoor op de derde plaats in mijn ranglijst van 2010. (Het enige boek van de shortlist dat ik niet las, was kleine dagen van Bernard Dewulf, het boek dat er uiteindelijk met de prijs vandoor ging.)

Het op een na beste boek dat ik in 2010 las is Een breuk in april van de Albenese literaire grootmeester Ismail Kadare, dat net als het hierboven genoemde boek van Kundera in 1978 verscheen. Kennelijk een goed jaar. Het was het zesde boek dat ik van deze schrijver las en allemaal waren ze van een even hoog niveau. Een breuk in april vertelt het aangrijpende verhaal van een jongeman die gevangen zit in de traditie van de bloedwraak. Van het begin tot het einde voelt het alsof je zelf midden in het verhaal zit.

De grote winnaar van 2010 is een boek dat in 2007 verscheen van de hand van een van de schrijvers die in mijn ogen zonder meer thuis hoort in de nieuwe Grote Drie van de Nederlandse literatuur. Nou ja, nieuw, hij draait al jaren mee... Het is een fabelachtig knap geschreven monoloog van misschien wel de grootste stilist van het Nederlandse taalgebied. De DWIDB-trofee 2010 gaat naar Datumloze Dagen van Jeroen Brouwers.


 Omdat ik het een hele moeilijke beslissing vond, en ik heel lang heb geschoven met titels en namen, kan ik het niet laten nog twee eervolle vermeldingen toe te kennen aan de boeken die het nét niet haalden. Waarom haalden ze het niet? Omdat ik nu eenmaal moest kiezen... Vaslav van Arthur Japin was een positieve verrassing (zie de bespreking hier); en Ruw van Marie Kessels doet je op een geloofwaardige manier beleven hoe het moet zijn om blind door het leven te gaan.

woensdag 5 januari 2011

Huid en Haar - Arnon Grunberg

Tja, waar moet je beginnen als je iets zinnigs wilt zeggen over Huid en Haar zonder in pagina’s lange beschouwingen te vervallen. Er lopen zoveel personages, thema´s en verhaallijnen door elkaar dat het een hele klus is om met een analyse te komen die enigszins de lading dekt.

Het verhaal dat in het boek wordt verteld, is een soort kruising tussen een soap en een tragikomedie. Roland Oberstein, het hoofdpersonage, is 41 jaar en in de eerste plaats econoom. Daarna is hij een hele tijd niets, en daarna (i) de ex-man van Sylvie met wie hij nog tamelijk intensief contact heeft vanwege hun zoontje, (ii) de vriend van Violet die de ex-vriendin is van een van zijn studenten, (iii) het tijdelijke bedmaatje van Lea, een Amerikaanse die hij heeft ontmoet op een holocaustconferentie, (iv) een friend with benefits van Gwendolyne, een 19-jarige studente en ten slotte (v) de eenmalige sekspartner van Lieke, een vriendin van Gwendolyne. Maar dan zijn we er nog niet, want we hebben het alleen nog maar over Roland gehad. Een groot deel van de andere personage houdt er eveneens nogal merkwaardige activiteiten in de relationele/seksuele sfeer op na.

Dat een roman met de ingrediënten van Huid en Haar niet volledig ontspoort, is helemaal te danken aan het vakmanschap van Arnon Grunberg. In tegenstelling tot wat bovenstaande alinea zou doen vermoeden, wordt Huid en Haar nooit oppervlakkig of goedkoop. In ruim 500 pagina´s slaagt de schrijver er moeiteloos in je aandacht vast te houden en je tegelijkertijd aan het denken te zetten over thema´s als overspel en straf, seks en macht, vertrouwen, hoop en de zin of zinloosheid daarvan, en nog een groot aantal daarvan afgeleide sub-thema’s.

Hoewel Roland Oberstein er dus een varieteit aan kortstondige en minder kortstondige liefjes op na houdt, is hij bepaald geen rokkenjager. Hij is eerder een wat wereldvreemde zonderling, die emotionele aandacht aan vrouwen schenkt omdat de economische wet van de wederkerigheid (voor wat hoort wat) of de beleefdheid dat van hem vraagt. ‘Je kunt de verzoeken van mensen niet zomaar naast je neerleggen,’ vindt Roland (in deze passage een verzoek om emotionele aandacht door middel van seks), ‘vooral niet als je die verzoeken in het verleden al eens hebt gehonoreerd.’ En ergens anders laat Roland zich ontvallen: ‘Seks is een variatie op beleefdheid.’
Liefde voor andere mensen lijkt Roland niet of nauwelijks te kunnen opbrengen. Hij heeft vooral liefde voor zijn werk als econoom, voor de wetenschap, voor zijn onderzoek. Want de economie, dat is de werkelijkheid, en dat is het enige waar hij echt warm voor loopt. Alles kan gezien worden in het licht van de economie, ook aandacht, ook seks, ook de liefde. En dus is overspel geen probleem, sterker nog, overspel is een vorm van diversificatie. Zoals je op de aandelenmarkt het risico spreidt door in meerdere bedrijven te beleggen, zo spreid je op de liefdesmarkt het risico door in meerdere partners te investeren.

Rolands risicospreiding leidt uiteindelijk zijn ondergang in. Studente Gwendolyne, die een prototype lijkt te zijn van de ´jong volwassene van tegenwoordig´, houdt er op het gebied van de seksuele moraal niet echt principes op na. Zelfs Roland is een beetje verbaasd over het concept friends with benefits dat Gwendolyne aan hem uitlegt. Seks als benefits, als winst, als economisch transactiemiddel. Zijn verhouding met Gwendolyne zorgt er uiteindelijk voor dat het allemaal nogal slecht met Roland afloopt.

Hoofdpersonages met wie het nogal slecht afloopt, hebben we vaker gezien in het werk van Grunberg. Roland Oberstein lijkt daarin behoorlijk op Jörgen Hofmeester, de hoofdpersoon in het boek Tirza. Net als Hofmeester raakt Oberstein uiteindelijk het contact met de realiteit kwijt en gaat daaraan ten onder.

Daar, in die overeenkomst met eerder werk, zit tegelijkertijd wat mij betreft ook een van de weinige zwaktes van het boek. Stilistisch gezien begint Grunberg zich een beetje te herhalen. In zijn eerdere romans, inclusief het werk dat hij publiceerde onder het heteronym Marek van der Jagt, zijn mensen er om ´bewaakt´ te worden (Gstaad ’95-’98) of om over ´ontfermd´ te worden (Onze Oom), of om ´gesnoeid´ te worden (Tirza), kortom mensen zijn er altijd om iets mee gedaan te worden.  In Huid en Haar zijn mensen er om ‘gered’,  ‘geplaagd’ of ‘gerustgesteld’ te worden. De volgende twee zinnen zijn wel zulke typische Grunberg-zinnen dat ze mij een beetje afleidde van het verhaal:

´Het lijkt alsof hij blind is voor het feit dat de wereld bestaat uit wezens die gered moeten worden.’ (p. 77)  en ‘Mensen zijn er om geplaagd te worden, en voor de voortplanting. (p. 95)

Is Huid en Haar een aanrader? Opnieuw een ‘tja’. Mij bekroop een beetje hetzelfde gevoel als na het lezen van sommige romans van Michel Houellebecq, zoals Elementaire deeltjes en Platform. Er zit iets briljants in, iets geniaals, maar je moet er wel van houden, en vooral, je moet er een beetje tegen kunnen. Echt vrolijk word je van het werk van zowel Grunberg als Houellebecq namelijk niet. Er spreekt een ronduit pessimistisch wereldbeeld uit, en om de rotte plekken in de huidige tijdgeest bloot te leggen, wat ze beide vakkundig doen, voeren ze nogal wat smeerlapperij en verknipte halve garen op. Het boek doet je huiveren, maar maakt je ook aan het lachen. Al met al is voor mij de slotconclusie dat Arnon Grunberg opnieuw een proeve van bekwaamheid heeft afgelegd,  maar dat het product ervan niet aan iedereen besteed is. En toch, als je niet terugschrikt voor een stevige literaire uitdaging, die nog lang in je hoofd blijft nazinderen, dan zou ik zeggen, waag het erop!

Arnon Grunberg, Huid en Haar (2010). Uitgeverij Nijgh en Van Ditmar, ISBN: 978 90 388 9383 9, 523 pagina’s.

Voor deze bespreking is de tweede druk van oktober 2010 gebruikt.