dinsdag 28 december 2010

Vaslav - Arthur Japin

Vaslav Nijinski (1889-1960) was een legendarische en in zijn tijd wereldberoemde Russische balletdanser.  Het waren met name zijn sprongen, waarbij hij leek te zweven, die hem zijn wereldwijde faam bezorgden. Door de experts wordt hij beschouwd als de meest getalenteerde danser allertijden. Vriend en vijand waren het erover eens: er was iets betoverends, iets bovennatuurlijks aan Vaslav Nijinksi. Maar hoe getalenteerd en wereldberoemd deze man ook was, vóór het lezen van de roman Vaslav van Arthur Japin had ik nog nooit van hem gehoord. Mijn interesse ligt nu eenmaal niet direct in de hoek van de dans, en al helemaal niet in die van het ballet.

Wie op zoek is naar een biografie over Nijinksi, of meer wil weten dan alles wat er al over hem geschreven is in andere boeken en in zijn eigen dagboeken, komt bedrogen uit. Het boek gaat namelijk behalve over Vaslav, eigenlijk nog meer over drie mensen die leefden in de directe nabijheid van de beroemde danser en over hun fascinatie en liefde voor hem. Vaslav dient daarbij als een soort spiegel voor hen. Alledrie hebben ze een kant die sterk met hem contrasteert. Door het uitwerken van die contrasten wekt Arthur Japin zowel Vaslav als de drie hoofdpersonen op een geloofwaardige manier tot leven.

Als eerste is huisknecht Peter aan de beurt. Peter is een intelligente jongeman die gedetailleerd verslag doet van de dramatisch verlopen dag, waarvan achteraf blijkt dat het de dag is waarop Vaslav voor de allerlaatste keer optreedt. Tussendoor blikt Peter terug op zijn leven in dienst van zijn beroemde baas. Het grote contrast tussen Peter en Vaslav is de grootte van de wereld waarin ze leven, zowel in geografische zin als in reikweidte van de dingen die ze doen of gedaan hebben. Voordat Peter bij meneer en mevrouw Nijinski kwam werken, had hij nog nooit een voet buiten het bergdal rond Sankt Moritz gezet en zijn hele werkzame leven had hij als knecht in dienst gestaan van anderen. Geconfronteerd met de wereld van zijn baas, waarin geen enkele begrenzing lijkt te zijn, begint hij ook het verlangen naar dergelijke vrijheid te voelen. En hoewel dat verlangen steeds sterker lijkt te worden, blijft hij toch ook oog houden voor de keerzijde van zo´n leven:

Voordat ik hier kwam werken had ik er nooit bij stilgestaan dat een mens als er niemand anders is om hem op te dragen wat hij doen moet, ook nog zijn eigen slaaf kan worden.

Het tweede deel vertelt het verhaal van Vaslavs voormalige manager en werkgever Sergej Pavlovitsj Diaghilev. Diaghilev is de Joop van den Ende van het begin van de twintigste eeuw, maar dan nog grootschaliger. Hij is producent en financier van diverse soorten kunst en heeft gewerkt met de grote namen uit die tijd, waaronder Picasso, Matisse, Stravinsky, Debussy en natuurlijk Vaslav Nijinski. Het belangrijkste contrast tussen Diaghilev en Vaslav zit in het fysieke. Vaslav is mooi, atletisch en jong, terwijl Diaghilev lelijk is en vroeg oud en een belabberde lichamelijke conditie heeft. Diaghilev wordt hartstochtelijk verliefd op Vaslav, maar krijgt uiteindelijk, na enige tijd een relatie met hem te hebben gehad, niet de liefde terug die hij hoopt. Diaghilev is even lyrisch over Vaslav als dat hij gekwetst door hem is, maar hoewel hij ook wraak op Vaslav neemt door zijn carrière te dwarsbomen, richt zijn woede zich vooral op Romola, Nijinski´s echtgenote die in zijn ogen Vaslav van hem heeft afgepakt.

Romola is het hoofdpersonage uit het derde deel. Het contrast dat hier wordt uitgewerkt is dat tussen de zorgeloos levende en dromende Vaslav en de wilskrachtige, plannende en berekende Romola. Haar versie van het verhaal vertelt ze pas jaren later, als de hele dramatische geschiedenis waarin Vaslav krankzinnig wordt al ver in het verleden ligt. Ze vertelt haar verhaal op een verbitterde toon. De wanhoop die ze voelt als haar geliefde, die ze met een ijzeren wil veroverd heeft, haar langzaam uit handen glipt is voelbaar en het doorzettingsvermogen waarmee ze voor haar man blijft zorgen, ook als hij al nauwelijks meer in staat is die zorg te waarderen, wekt sympathie voor haar op.

Als ik niet zo onder de indruk was geweest van twee van Japins vorige romans, ‘De zwarte met het witte hart’ en vooral ‘Een schitterend gebrek’, had ik dit boek wellicht nooit opengeslagen. Dat zou jammer zijn geweest, want Vaslav is een prachtig boek. Het is mooi van taal en stijl, het is boeiend en door het uitwerken van de contrasten tussen de personages komen ze echt tot leven. Het feit dat balletdans een belangrijke rol in het boek speelt, is geen moment vervelend, sterker nog, het geeft een interessante inkijk in een voor velen totaal onbekende wereld. Arthur Japin is bezig een mooi oeuvre op te bouwen en heeft daar met Vaslav weer een hoogtepunt aan toegevoegd.

Arthur Japin, Vaslav (2010). De Arbeiderspers, ISBN: 978 90 295 7297 2, 374 pagina’s.

woensdag 22 december 2010

Tikkop - Adriaan van Dis

Tikkop is het verhaal van oud anti-apartheidsstrijder Mulder, die na lange tijd terugkeert naar het ´nieuwe´ Zuid-Afrika. Maar Mulder is in al die jaren een andere persoon geworden. Twee beroertes hebben hem oud en traag gemaakt, en hij draagt zelfs een andere naam dan tijdens zijn dagen als jonge, energieke held in dit land. Zijn overtuiging met betrekking tot de Apartheid, is echter nog niet of nauwelijks veranderd. Met alle geweld wil Mulder zich onder de zwarte bevolking mengen en met eigen ogen zien hoe het hen tegenwoordig vergaat. Het blijkt een desillusie. De scheidslijn tussen blank en zwart is anders, maar nog steeds groot. Tijdens een wandeling wordt Mulder door een valse hond in zijn kuit gebeten, terwijl de hond door lokale jongelui juichend wordt aangemoedigd. Symbolisch en illustratief voor de sfeer die er hangt. Corruptie, agressie, en goedkope drugs hebben de samenleving aangevreten. Van Dis verwoordt het mooi in een van Mulders vele stille overpeinzingen:

Het nieuwe Zuid-Afrika was een beet in zijn kuit, verborg zich achter hoge muren, dook naar verboden schelpen, hoereerde en snoof zich stom. Mooie toekomst.

Mulder blijkt niet alleen te zijn teruggekeerd om te zien hoe het er voorstaat met Zuid-Afrika, hij is ook op zoek naar herinneringen aan een oude liefde. Veel ervan is door de tijd, maar vooral door de beroertes uit zijn geheugen weggelekt. Stukje bij beetje komen de beelden en geluiden terug en wordt het plaatje steeds completer.

Een andere verhaallijn gaat over Hendrik. Hendrik is een tikkop, een aan de goedkope drug ‘tik’ verslaafde tiener. Mulder en zijn hervonden apartheidsbewegingskameraad Donald proberen zich over de jongen te ontfermen en gaan daarin zo ver dat ze hem zelfs bij hen in huis nemen. De dynamiek tussen de twee oudere heren en jonge tikkop is mooi beschreven, leest als een trein en zorgt ervoor dat je als lezer wilt weten hoe het verhaal verder zal gaan.

Deze lijn is echter de enige in het verhaal die echt goed uit de verf komt en daarom is het extra jammer dat deze pas zo laat op gang komt. We zijn al op driekwart in het boek, als Hendrik bij Mulder en Donald onderdak krijgt. De jacht op de herinneringen aan de geliefde blijven wat vaag en soms wat ingewikkeld waar heden en verleden door elkaar lopen. De dynamiek tussen de huidige blanke en zwarte bewoners in het vissersdorp blijft wat aan de oppervlakte, doordat Mulder eigenlijk buiten beide groepen staat.

Wat ook niet zo geslaagd is, is de taal van Van Dis. Er staan mooie passages in en af en toe mooie metaforen, maar de woordkeuze is soms eigenaardig. Af en toe belemmert het zelfs het lezen. Een voorbeeld:

Ze namen het zandpad achter de villa’s en klommen de wilde duinen in. Mulder liep in Donalds spoor, maar gleed telkens terug en raakte achterop. Zijn achterbeen haperde, maar hij gaf geen kik.

Achterbeen? Gaat het hier ineens over een paard? Bedoelt hij dat het been dat door de beet van een hond was verwond steeds achterbleef? Is het een verwijzing naar een Afrikaans woord? Is het overdrachtelijk bedoeld? Is het een woordspeling die mij ontgaat? Ik heb geen idee. Alles bij elkaar genomen krijgt Tikkop van mij toch een voldoende, zij het een krappe. Er staan voldoende mooie observaties in en bovendien is de verhaallijn van de Tikkop, waar de titel naar verwijst, knap uitgewerkt. Ook wordt het boek mooi afgerond. Mulder keert terug naar Nederland en komt er eigenlijk tot zijn eigen verrassing achter dat de tijd en de beroertes hem veel minder veranderd hebben dan hij zelf aanvankelijk dacht.

Adriaan van Dis, Tikkop (2010). Uitgeverij Augustus, ISBN 978 90 457 0244 5, 221 pagina's.

dinsdag 7 december 2010

Harry Mulisch dobbelt niet

"Dat ik sterfelijk ben, moet eerst maar eens bewezen worden.” Deze vaak verkeerd uitgelegde uitspraak van Harry Mulisch werd ruim een maand geleden weer helemaal actueel. Op 30 oktober overleed de schrijver op 83 jarige leeftijd. De grote neus en de grijze, wollige haardos sierden prominent de voorpagina´s. Het journaal stond met een wel zeer uitgebreid item stil bij de dood van “De laatste van de grote drie” en op zaterdag  6 November werd het verslag van de herdenking en de begrafenis live op de nationale televisie uitgezonden. Vanwaar al die aandacht? Was Mulisch echt zo’n briljant schrijver? Behoorde hij tot  het beste wat de Nederlandse literatuur te bieden had in de voorbije decennia?

Verplicht romans lezen op de middelbare school, dat is wat het boek “De Aanslag” bij velen oproept. Samen met Het Gouden Ei van Tim Krabbé is het boek van Harry Mulisch al jaren de stabiele factor in Top 10 van meest gelezen boeken op de schoolleeslijst.

Aan het einde van het eerste hoofdstuk van De Aanslag voelt Anton Steenwijk, de hoofdpersoon, iets in zijn zak wat hij niet thuis kan brengen. Een  dobbelsteen zo blijkt, afkomstig van het Mens-erger-je-niet-spel dat Anton enkele uren tevoren nog gezellig met zijn familie aan het spelen was. Op het moment dat Anton de dobbelsteen ontdekt, zijn zijn vader, moeder en broer Peter echter al door de Duitsers geliquideerd. Ter vergelding van de fatale aanslag op een prominente NSB-er, die ze echter helemaal niet hadden gepleegd. De ouders en de broer van Anton hadden geen enkele schuld aan de dood van de NSB-er. Schuld. Het is een van de belangrijkste thema´s in De Aanslag. Wie is waar verantwoordelijk voor en ben je ook schuldig als je gedwongen wordt door de omstandigheden?

Het verhaal begint in Januari 1945 en eindigt ergens in 1981. Van de vijfendertig jaren die het boek beslaat, zien we Anton echter slechts op enkele momenten in zijn leven terug: als 20-jarige student in 1952, als arts in opleiding in 1962 en later nog als anesthesist, echtgenoot en vader in 1966 en tot slot in 1981. Op al die momenten wordt Anton geconfronteerd met De Aanslag van januari ´45. Het incident dat zijn leven zo rigoreus van richting deed veranderen. En elke keer opnieuw vraagt Anton zich af. Waarom is het zo gelopen? Wie was schuldig aan de dood van zijn onschuldige ouders en zijn onschuldige broer? De Duitsers? De vermoorde NSB-er? De eigenlijke moordenaars van de NSB-er? De buren die een dubieuze rol vervulden in het verloop van de geschiedenis? Of was iedereen schuldig, en dus eigenlijk niemand. Of waren het gewoon de omstandigheden, was het gewoon toeval dat alles zo gelopen is?

Soms lijkt het leven te worden bepaald door een dobbelsteenworp, door toeval. Maar dat is niet zo, lijkt Mulisch met de Aanslag te willen zeggen. Alles wordt bepaald door oorzaak en gevolg. Elk menselijk handelen, elke menselijke keuze heeft gevolgen, klein of groot, en je kunt je niet verschuilen achter dwingende omstandigheden, veroorzaakt door een dobbelsteenworp. Iedereen heeft gedaan wat hij heeft gedaan en niet iemand anders. Waarom lijkt de geschiedenis dan soms door dobbelsteenworpen te worden bepaald? Omdat je als mens het overzicht van de gebeurtenissen niet hebt. Daardoor líjkt het chaos, maar het ís het niet. Dit wordt prachtig door Mulisch verbeeld in de proloog van het boek, wanneer Anton tevergeefs het overzicht probeert te houden over de ribbelpatronen die in het water ontstaan als gevolg van voorbijvarende motorschepen. There is a method in the madness, zo drukte Shakespeare het ooit al eens uit.

Behalve over toeval, schuld en verantwoordelijkheid, gaat De Aanslag ook over verleden en toekomst. Hoe ga je met de toekomst om als er zich zoiets traumatisch in het verleden heeft afgespeeld? Loop je achterwaards de toekomst in, met je gezicht naar het verleden? Of probeer je het verleden zo goed mogelijk achter je te laten en kijk je vooruit naar wat er nog komt?
Verleden en toekomst. In dat licht moet ook de uitspraak van Mulisch over zijn eigen sterfelijkheid worden gezien. “Het feit dat tot nu toe alle mensen in het verleden zijn gestorven, betekent niet automatisch dat ik in de toekomst ook ooit zal overlijden. Het is wel zeer waarschijnlijk, maar een honderd procent wiskundig sluitende garantie is het niet.” Dergelijke redeneringen zijn illustratief voor de overwegend optimistische levensvisie die Mulisch in zijn werk ten toon spreidde en die hem de tegenpool maakte van die andere van de grote drie, aartspessimist W.F. Hermans. Ja, ellende bestaat, vond Mulisch, maar dat betekent niet dat het altijd ellende zal blijven, misschien breken er ooit betere tijden aan. Daar sta je niet machteloos tegenover, daar kun je aan bijdragen. Hoop, zou je dat kunnen noemen en af en toe weet Mulisch dat in zijn boeken op een briljante manier naar voren te laten komen. Ook in De Aanslag.

Door zijn houding was Mulisch niet bij iedereen geliefd. Hij werd door velen gezien als een arrogante opschepper en iemand die iedere mogelijkheid aangreep zichzelf te verheerlijken. Het hoorde bij de mythe die hij om zich heen wilde creëren, was zijn repliek. Na zijn dood stonden vrienden en bekenden van de schrijver opvallend snel in de rij om te verklaren hoe aardig en benaderbaar hij was en dat zijn arrogante houding allemaal spel was. Aardig en benaderbaar of niet, Mulisch was een goede schrijver, misschien zelfs wel een groot schrijver, zoals hij dat zelf graag uitsprak: “Ik ben een groot schrijver, daar helpt geen moedertje lief aan.” Aan alle individuele woorden in een boek betekenis geven, filosofische diepgang creëren zonder saai te worden en zonder te vervallen in pessimisme, daar was Mulisch goed in, misschien wel beter dan alle anderen. De Aanslag is de moeite waard om nog eens uit de kast te trekken of uit de bibliotheek te halen, want het boek verdient zijn stoffige, verplichte schoolliteratuurlijst imago niet.

Harry Mulisch, De Aanslag (1982). Uitgeverij De Bezige Bij, ISBN 9789023408017, 254 pagina's 

maandag 1 november 2010

The curious incident of the dog in the night-time - Mark Haddon


I find people confusing. Met deze veelzeggende woorden begint een van de  eerste hoofdstukken van het boek The curious incident of the dog in the night-time. Aan het woord is de 15-jarige Christopher John Francis Boone, die alle landen ter wereld en hun hoofdsteden van buiten kent en alle priemgetallen tot 7.507 weet. “Een klein professortje”, zo zou je Christopher kunnen typeren. Hij heeft gedetailleerde kennis op het gebied van de hogere wiskunde en een bijzondere interesse in ingewikkelde technologische apparaten. “Kleine Professortjes” was de benaming die de Oostenrijkse kinderarts Hans Asperger gebruikte voor de kinderen die hij onderzocht, kinderen met het syndroom dat later naar hem werd vernoemd. Hoewel Mark Haddon eens liet weten dat hij tijdens het schrijven van het boek niet specifiek het syndroom van Asperger op het oog had, doet de stoornis waaraan Christopher lijdt wel het meest denken aan die variant uit het autismespectrum.

Het verhaal wordt beleefd vanuit het perspectief van Christopher. Hij is een onderzoek begonnen naar de moord op Wellington, de hond van zijn buurvrouw. Met de bevindingen probeert hij een detective roman a la Sherlock Holmes te schrijven. Tussen het speuren door vertelt Christopher over zichzelf en over wat hij buiten de speurtocht naar de moordenaar meemaakt. Hij wil graag astronaut worden omdat hij dan met ingewikkelde machines mag werken en omdat hij zich dan mag opsluiten in een kleine overzichtelijke ruimte waar niemand aanwezig is en waar niemand hem kan aanraken.

De redeneertrant, de logica, de angst, de woede-uitbarstingen zijn knap en geloofwaardig door Haddon beschreven. Het is heel aannemelijk dat je de wereld ongeveer zo beleeft als je deze vorm van autisme hebt: hoofdzakelijk vermoeiend en bedreigend omdat mensen en hun gedrag niet altijd in categorieën onder te brengen zijn en omdat er zo ongelooflijk veel informatie tegelijkertijd op je afkomt. Om al die informatie te verwerken, moet die worden opgeknipt in kleine behapbare brokken. Christopher zelf vergelijkt het met een lopende band in een fabriek die met te hoge snelheid draait, zodat de producten zich beginnen op te hopen met enorme stress tot gevolg.

Hoewel Christopher stelt dat hij geen humor in zijn detectiveroman heeft opgenomen (Christopher begrijpt humor over het algemeen niet omdat je bij humor begrippen veelal figuurlijk moet opvatten), levert zijn verteltrant toch regelmatig grappige momenten op. Bijvoorbeeld wanneer hij vertelt over een medeleerling op zijn speciale school die hem vertelt dat hij nooit astronaut zal worden:

Terry, who is the older brother of Francis, who is at the school, said I would only ever get a job collecting supermarket trollies or cleaning out donkey shit at an animal sanctuary and they didn’t let spazzers drive rockets that cost billions of pounds.
[…]
I’m not a spazzer, which means spastic, not like Francis, who is a spazzer, and even though I probably won’t become an astronaut I am going to go to university and study Mathematics […] But Terry won’t go to university. Father says Terry is most likely to end up in prison.  

Op zijn speurtocht naar de moordenaar van Wellington, komt Christopher onverwacht dingen op het spoor die zijn leven ingrijpend veranderen. Als lezer reis je met Christopher mee, waardoor je je goed met hem kunt identificeren. Je krijgt dezelfde informatie als Christopher, er is geen sprake van een alwetende verteller die je een voorsprong geeft. Toch, en dat is het interessante aan de vertelconstructie die Haddon heeft gekozen, heb je meer kennis dan Christopher, want informatie is nog geen kennis en jij als lezer kunt nu eenmaal beter en sneller dan Christopher verschillende brokken informatie combineren en verwerken en daaruit je conclusies trekken. Christopher staat telkens op het punt de dingen te ontdekken die jij al eerder hebt ontdekt, en omdat de meeste ontdekkingen geen plezierige ontdekkelingen zijn, komt al snel een gevoel van medelijden met Christopher om de hoek kijken.

Hoewel de persoon van Christopher vooral sympathie opwekt, laat het verhaal ook zien hoe moeilijk en soms zelfs irritant het kan zijn om met iemand als Christopher om te moeten gaan. Het gedrag dat wij als lezer kunnen verklaren omdat we zijn denkprocessen kennen, komt op direct betrokkenen in het verhaal soms extreem egoïstisch of egocentrisch over. Het is dan ook goed te begrijpen dat niet iedereen altijd zijn geduld met Christopher kan bewaren.

Is The curious incident of the dog in the night-time een aanrader? Ja, absoluut. Een goede roman is in staat je een stukje van de wereld te laten zien, waar je anders geen toegang toe hebt. Haddon heeft een geslaagde poging gedaan zich te verplaatsen in de belevingswereld van een vijftien jarige jongen met een vorm van autisme. Daarmee stelt hij de lezer in staat nieuwe inzichten op te doen door hem iets meer te laten begrijpen van die belevingswereld. Het boek is dus interessant en inzichtelijk, maar dat niet alleen, The curious incident of the dog in the night-time is daarnaast ook ontroerend, af en toe best spannend, en soms bijzonder vermakelijk.

Mark Haddon, The curious incident of the dog in the night-time (2003). ISBN: 978-0385512107, 226 pagina's.

zondag 17 oktober 2010

Elementaire Deeltjes - Michel Houellebecq

De Mens 2.0
De mens is gedoemd uit te sterven. Zo rond het einde van de eenentwintigste eeuw zal een nieuwe soort de planeet Aarde bevolken. De mens zal zijn vervangen door een betere soort. Beter, want onsterfelijk en nog belangrijker: niet-individualistisch.

Heel in het kort is dit waar de Franse auteur Michel Houellebecq op uit komt in zijn roman Elementaire Deeltjes. De roman volgt twee halfbroers, Bruno en Michel, gedurende grofweg de laatste veertig jaren van de twintigste eeuw. Bruno en Michel zijn gescheiden van elkaar opgegroeid. Beide zijn ze een product van de seksuele revolutie die de westerse wereld gedurende de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw onderging. Ze zijn zonen van dezelfde moeder, een moeder die vooral, of eigenlijk uitsluitend, geïnteresseerd was in het maximaliseren van haar eigen genot. Voor Bruno en Michel had ze geen oog. Ze worden opgevoed door hun respectievelijke grootouders van vaders kant (net als Houellebecq zelf overigens). Met name Bruno maakt ellendige kinderjaren door, waarin hij veel wordt gepest door school- en klasgenootjes, maar ook Michel maakt de nodige misère mee in zijn prille jeugd.

Op beide heeft dit alles een tegengestelde uitwerking. Bruno ontwikkelt zich tot een ziekelijk aan seks verslaafde genotzoeker, terwijl Michel een uiterst serieuze en ietwat neerslachtige moleculair bioloog wordt, die niet of nauwelijks interesse toont voor alles wat met seks te maken heeft. Bruno, de genotzoeker, is echter zeer slecht uitgerust voor zijn voortdurende jacht op ongelimiteerde uitspattingen. Hij is lelijk en maar matig sociaal begaafd. Zijn verlangen naar wat voor hem niet is weggelegd, maakt hem tot een betreurenswaardige en ongelukkige anti-held. Hij bevindt zich duidelijk aan de negatieve kant van de door de seksuele revolutie gecreëerde scheidslijn tussen arm en rijk; dat wil zeggen arm en rijk op het gebied van de vervulling van begeerte.

Michel, de moleculair bioloog, is als gevolg van de verwaarlozing door zijn moeder niet in staat om in contact te staan met zijn gevoel. Emotioneel afgestompt als hij is, slaagt hij er als tiener niet in de liefde van het mooiste meisje van de school te beantwoorden. Ook Michel wordt hierdoor een wat tragische figuur, die voortdurend somber is maar niet genoeg tot zijn emoties kan doordringen om echt in een depressie te geraken. Hij heeft zijn leven in dienst gesteld van de wetenschap en is zeer succesvol in zijn vak. Hij slaagt erin de formules te vinden waarmee de dna code kan worden berekend voor de perfecte mens. Onder meer het mechanisme dat ouderdomsverval veroorzaakt kan als het ware uit het dna worden gefilterd, waardoor een onsterfelijke superieure vorm van de mens ontstaat. Uiteindelijk vormen zijn publicaties de basis voor de eerste kloon van de volmaakte mens, maar dan is Michel zelf al lang op mysterieuze manier verdwenen.

Om iets goed te kunnen bestuderen moet je het soms onder de microscoop leggen. Dat is precies wat Houellebecq doet met de gevolgen van de seksuele revolutie. Zijn gedachte-experiment trekt die gevolgen tot in het extreme door, hij vergroot ze uit. Zijn conclusie is dan dat het voor de mensheid, zoals deze er nu uit ziet, geen houdbare zaak is.

De mens 2.0 wordt mede mogelijk gemaakt door Bruno en Michel. Bruno en Michel zijn knap beschreven voorbeelden van de individualistische mens, terwijl je het henzelf nauwelijks kunt aanrekenen. De sociologische ontwikklingen van de tweede helft van de twintigste eeuw hebben ze gevormd tot wie ze zijn. Een positieve eigenschap die Houellebecq zijn personages meegeeft is dat ze over doorzettingsvermogen beschikken. Bruno realiseert zich maar al te goed dat hij geen aantrekkelijke partij is, maar toch gaat hij niet bij de pakken neerzitten. Hij vervalt niet in passiviteit maar pakt zijn probleem actief aan. Gedisciplineerd gaat hij naar de sportschool en gaat onder het mes voor een haartransplantatie. Michel is gedreven in zijn vak en zorgt met die eigenschap, weliswaar indirect, voor de vervanging van de mensheid door een betere soort.

Is Elementaire Deeltjes een aanrader? Ja en nee. Ja omdat het verhaal aan het denken zet over de huidige westerse maatschappij en aantoont dat het op den duur misgaat als een samenleving geen samenleving meer probeert te zijn, maar een verzameling van miljoenen alleen voor zichzelf zorgende individuen. Nee omdat de grote hoeveelheid onsmakelijke en plastische beschrijvingen van seks het boek uiteindelijk een nogal schunnige boventoon geven. Toegegeven, de beschreven seks heeft een functie in het verhaal, maar overdaad schaadt. En dat is jammer omdat de boodschap daardoor veel mensen niet zal bereiken. Vele lezers zullen het boek na een pagina of veertig wegleggen en in Houellebecq slechts gefrustreerde pornograaf zien, die tijdens het schrijven van het boek in een heftige midlife crisis verkeerde.

Michel Houellebecq, Elementaire deeltjes (1998). Uitgeverij de arbeiderspers, ISBN 9029522321, 343 pagina's 

maandag 4 oktober 2010

Secret Lives - Ngugi Wa Thiong’o

Secret Lives - Ngugi Wa Thiong’o

Op donderdag 7 oktober aanstaande, zal de winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur 2010 worden bekend gemaakt. Zoals ieder jaar wordt er onder boekenliefhebbers weer heftig gespeculeerd: welke naam zal de voorzitter van de Zweedse academie dit jaar uitspreken? Wie valt de eeuwige roem te beurt? Wie mag zich in het rijtje scharen van namen als Thomas Mann, Ernest Hemingway, Gabriel García Márquez en J.M. Coetzee? Zou er nu eindelijk eens een keer een Nederlander aan de beurt zijn? Eén van de tradionele troeven Cees Nooteboom of Harry Mulisch? Of toch nog de inmiddels 92 jarige Hella Haasse? Waarschijnlijk niet. De voortekenen wijzen in de richting van de Keniaanse schrijver Ngugi Wa Thiong’o (1938), ongeveer uit te spreken als Nkoeki Wa Thjongo, waarbij de k overeenkomt met de Engelse g in goal en de th met de Englse lispel-t in thing. Het is in geen geval een gelopen race, maar een blik op de lijst van wedkantoor Ladbrokes, doet toch vermoeden dat het prijzengeld van maar liefst een miljoen Amerikaanse Dollars mag worden afgehaald door de Keniaan. Waarom? Wel, normaliter wordt de naam van de winnaar strikt geheim gehouden tot op de dag van de bekendmaking, altijd een donderdag in oktober. De voorliggende twee jaargangen echter, was er met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, sprake van een lek. Een insider had stiekem de naam van de winnaar doorgesluisd aan enkele vrienden of bekenden, met als gevolg dat de desbetreffende kandidaat enkele dagen voor de bekendmaking als een raket omhoogschoot in de wedlijsten. Want hoe vaker er op iemand gewed wordt, hoe hoger de naam in de lijst komt te staan.

Ngugi stond bij de eerste publicatie van de lijst ergens onderin (net boven hekkensluiter Bob Dylan die in aanmerking komt omdat zijn liedteksten, volkomen terecht, als zeer hoogstaande poëzie worden beschouwd; het is op zichzelf al een eer om überhaupt in de lijst te worden opgenomen). Maar sinds eergisteren sprong Ngugi plotseling als een impala omhoog, vanochtend was hij terug te vinden op de tweede plaats in de lijst achter de Zweedse dichter Tomas Tranströmer en enkele uren geleden bleek dat Ngugi ook Tranströmer had ingehaald.

Toeval of niet, tijdens de avonduren en vrije momenten in de weekenden was ik al enige tijd bezig in de verhalenbundel Secrets Lives and other stories, van deze met afstand bekendste Keniaanse auteur. Secret lives stamt uit de beginperiode van zijn carière. Ik las over Mukami die verliefd werd op een wat oudere man, een stoere krijger, over hoe ze met hem trouwde, als vierde vrouw. Wat was ze blij toen ze op een dag onverwacht door onbekende mannen plotseling werd opgetild en op hun schouders naar de hut van haar Muthoga werd gedragen. Het bleek haar trouwdag te zijn, een en al vreugde... Maar Mukami bleek een thata te zijn een barren woman, dor, onvruchtbaar en dus waardeloos. Zonder genade sleepte Ngugi me mee en bracht me in de denkwereld van deze plattelandsvrouw en liet me de pijn meevoelen. Ik las over John, de zoon van een lokale dominee, die al weken zwetend en rillend in bed lag omdat hij een geheim had, iets wat hij over zichzelf had afgeroepen, maar wat hij onmogelijk met zijn fanatieke evangeliepredikende vader kon delen. Ik las over een blanke man die jaren lang succesvol dacht te zijn in Kenia, maar het uiteindelijk af moest leggen tegen wat hij niet kende, het mysterieuze, het Afrikaanse. Ik las over Wanjiru, die liever Beatrice genoemd werd, omdat die Westerse naam haar hoop gaf om uit haar ellendige prostituee-bestaan te ontsnappen. Maar Beatrice was niet aantrekkelijk genoeg en slaagde er maar nauwelijks in het hoofd boven water te houden door haar lichaam te verkopen. Tot ze, op een dag, wraakt nam en liet zien wie ze was, Wanjiru, Beatrice, een sterke vrouw.

Dertien prachtige, tijdloze verhalen van een schrijver die over een ongekend vermogen beschikt zich te verplaatsen in de levens van een wijduiteenlopend type karakters, jong en oud, mannen, vrouwen, blanken, kolonisten, gekoloniseerden, zendelingen, aanhangers van tradionele religies en noem maar op. En dat allemaal zonder een waarde-oordeel te vellen. Ngugi laat je voelen hoe deze mensen zich moeten hebben gevoeld onder verschillende omstandigheden, in verschillende tijden in dit ene land, Kenia.

Het is moeilijk om op basis van één boek, in dit geval een verzameling verhalen, te beoordelen of iemand echt tot de wereldtop behoort. En bovendien wie bepaalt dat. Smaken verschillen, tijden veranderen. Als het aan mij zou liggen, zou ik de prijs gunnen aan de Albanees Ismail Kadaré, ongeëvenaard in het blootleggen van hoe diepgaand een politieke of ideogische dictatuur kan ingrijpen in het menselijke bestaan. Of aan de Tsjechisch-Franse schrijver Milan Kundera, het meest bekend van zijn roman De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, die als geen ander belangrijke filosofische thema’s behandelt, op een begrijpelijke en lichte, maar o zo indringende manier. Maar als donderdag blijkt dat Ngugi Wa Thiong’o naar Stockholm mag komen om de prijs in ontvangst te nemen, dan heeft het comité in mijn ogen zeker een verstandige keuze gemaakt, hoewel ik mijn mening slechts moet baseren één boek, de verhalenbundel Secret lives and other stories.

Ngugi Wa Thiongo, Secret lives and other stories, (1963), 144 pagina’s
ISBN: 9966-46-917-6